Programmatoelichting Najaarsconcerten 2024

Jacques Ibert – Hommage à Mozart
Wolfgang Amadeus Mozart – Symfonie nr. 35
Francis Poulenc – Sinfonietta

Jacques Ibert (1890-1962)
Hommage à Mozart

De Franse componist Jacques Ibert (1890-1962) leefde net als Poulenc in een tijd waarin de romantiek werd ingeruild voor verschillende vooruitstrevende muzikale stromingen, waaronder het impressionisme, het expressionisme, het modernisme, en de Tweede Weense School met zijn 12-toonsmuziek. Waar Ibert in het begin van zijn carrière nog aansluiting lijkt te zoeken met de impressionistische muziek van Debussy in zijn orkestwerk Escales, zijn zijn latere composities moeilijk in één hokje te plaatsen. In het 6-delige ensemblewerk Divertissement bijvoorbeeld, misschien zijn bekendste compositie, is elk deel in een andere stijl geschreven.

Een van de stijlen die hij goed beheerste, was het neoclassicisme. Deze stijl grijpt terug op het werk van componisten uit de barok en componisten uit de klassieke periode, zoals Mozart. Toen Ibert voor de 200e geboortedag van Mozart in 1956 hem wilde eren met een nieuw werk, lag het voor de hand om iets in de neoclassicistische stijl te schrijven. Hommage à Mozart is daarvan het resultaat.

De compositie staat in de rondo-vorm: het snelle en opgewekte hoofdthema waarmee de compositie begint keert steeds opnieuw terug. Deze vorm was ook populair in de tijd van Mozart: denk aan zijn beroemde Turkse Mars (Rondo alla Turca). Hoewel Ibert dit hoofdthema afwisselt met enkele contrasterende secties, werkt het geheel als een speelse en lichte concertopening.

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Symfonie nr. 35

De ‘Haffner Symfonie’ (1782) is een van Mozarts meest levendige en feestelijke symfonieen. De bijnaam ‘Haffner’ verwijst naar de Haffner-familie, prominente burgers van Salzburg en goede vrienden van de Mozart-familie. De symfonie was oorspronkelijk geschreven als een achtergrondserenade ter gelegenheid van de verheffing van Sigmund Haffner tot de Oostenrijkse adel. Later herwerkte Mozart het stuk tot een volwaardige symfonie.

De opdracht voor de serenade ontving Mozart in een turbulente periode in zijn leven: een drukke lespraktijk, eigen compositiewerk, een verhuizing en een aanstand huwelijk met zijn Contance. Ondanks de chaos wist hij het werk snel af te ronden en stuurde hij het manuscript naar zijn vader Leopold in Salzburg. Later dat jaar, toen Mozart de serenade tijdens een concert weer hoorde stond hij blijkbaar versteld van de kwaliteit van zijn eigen haastwerk en besloot hij het stuk om te schrijven tot symfonie.

Het openingsdeel Allegro con spirito barst los met een bruisend en krachtig hoofdthema. Het ritme en de melodieën stralen een feestelijke, bijna militaire grandeur uit. Mozart speelt met contrasten, waarbij hij levendige thema’s afwisselt met subtiele, zachtere passages. Dit eerste deel zet direct de toon voor de energieke en opgewekte sfeer die de hele symfonie bepaalt.

Het tweede deel, Andante, vormt een kalmer intermezzo en wordt gekenmerkt door een verfijnde, melodieuze zachtheid. Het langzame tempo geeft ruimte voor lyrische uitingen en een gevoel van rust na de felle opening. Hoewel het tempo ingetogener is, blijft de elegantie van Mozart’s compositiestijl duidelijk voelbaar.

Ook het Menuetto is typisch Mozart. Het eerste menuetgedeelte heeft een statige en klassieke danssfeer, terwijl het trio, een korter middelste deel, een lichtere en speelse ondertoon heeft. Mozart speelt met ritmische patronen die de dansstructuur een frisse en levendige dynamiek geven.

De symfonie eindigt met een furieuze finale in een razendsnel tempo. Het thema van dit laatste deel is speels en opzwepend. De energie neemt toe naarmate het deel vordert, met halsbrekende loopjes in de strijkers en krachtige, herhaalde motieven die de symfonie tot een overweldigend einde voeren.

Wat deze symfonie bijzonder maakt, is de balans tussen lichtheid en kracht. Mozart speelt met dynamische contrasten en snelle overgangen van ingetogen naar uitbundige passages. De melodieën zijn vloeiend en verfijnd, terwijl de ritmes het stuk een opwindend en levendig karakter geven.

Francis Poulenc (1899-1963)
Sinfonietta

In Sinfonietta hoor je heel goed dat muziek maken letterlijk samen spelen is. De muziek is snel, vrolijk, grillig, gooit over, duikt weg, speelt met je verwachtingen, neemt je in de maling. En dan plotseling weer simpel, doodeenvoudig, iets dat je neuriet zonder erbij na te denken. De muziek is voor elk instrument een feest om te spelen, of je nu houtblazer, strijker of koperblazer bent.

Poulenc, geboren in een welgesteld Parijs milieu, was vanaf zijn tienerjaren een groot fan van Stravinsky en verkeerde als jongeman in de artistieke kringen van de hoofdstad. Hij werd de belangrijkste componist van Les Six, een groep componisten die zich niet alleen afzette van de romantiek en Wagner, maar ook van het impressionisme van hun Franse voorgangers zoals Debussy. Hun muziek is simpel, direct, waarbij het geestige en ironische afgewisseld wordt met het sentimentele of melancholische.

Maar ook wanneer deze muziek triestig wordt, of schuurt, blijft het een spel, een vermaak, een voorstelling. Het toneel is nooit ver weg. In de noten – hoe hartverscheurend ook – is altijd nog te horen dat het zo direct allemaal weer afgelopen is en er gezellig een glaasje gedronken gaat worden.

Iedereen heeft wel zo’n persoon gekend die van alles een grapje maakt. Een man die in elk gezelschap het grappige middelpunt is, de toon van het gesprek licht houdt, nooit verveelt, en met humor de zaak redt. Maar op den duur kan er dan iets gaan knagen: is hij wel echt? Wie is hij eigenlijk? Hoeveel te meer maakt het dan indruk als diegene die humor een keer even aflegt – en een prachtige rede houdt op een begrafenis, of een stuk over zijn leven vertelt waar niets aan te lachten valt. Dan klinken zijn grappen de volgende keer nog beter.

Daarom is het goed om na dit concert ook de prachtige en diepreligieuze koormuziek te luisteren die Poulenc ook maakte, zoals het Stabat Mater of de opera Dialogues des Carmélites. Hier schreef hij zonder ironie, zich volledig gevend. Dat maakt indruk als je vooral de lichte Poulenc kent. Maar ook herken je daarna in zijn lichte muziek beter de levenswijsheid. ‘Poulenc: half monnik half straatjongen’, schreef een Franse muziekcriticus ooit.

Poulenc – wiens naam je overigens op het eind uitspreekt met een nasale è zoals in het Franse ‘vin’, en niet met de a van ‘blanc’ – schreef Sinfonietta in 1947. Poulenc had in zijn carrière nooit de ambitie gehad om een symfonie te schrijven in de traditionele, grootschalige zin, zoals bijvoorbeeld Mahler of Beethoven dat deden. Toch voelde hij zich aangetrokken tot het idee van een kleiner, luchtiger, orkestwerk – vandaar de term ‘Sinfonietta’, wat ‘kleine symfonie’ betekent.

Het stuk is een duidelijk voorbeeld van de lichte kant van het oeuvre van Poulenc, en daarin een hoogtepunt. En je waant je gemakkelijk in een theater. Bij het eerste deel, Allegro con fuoco, zie je een opera voor je die verhaalt van echte slechteriken, heuse helden, strijd, verwikkelingen, onverwachte wendingen van onmogelijke en grootse liefdes.   

Het tweede deel, Molto vivace, ben je toeschouwer van een wervelend ballet, snel en speels, met grappige korte solo-dansjes. In het derde deel, Andante cantabile, zou je kunnen denken aan een romantische avondscène –in een stomme film, waarin de liefde nog eenvoudig is.

In het laatste deel, Très vite et très gai, zitten we in een circustent. Aan het eind van de circusvoorstelling komt nog één keer de parade van acrobaten, clowns, bordenjongleurs, en leeuwentemmers langs. Buitelend, springend, struikelend, dik en dun, potsierlijk en elegant. Het statige koraal op het eind zet ze nog één allerlaatste keer in de schijnwerpers voor een laatste buiging. En dan is het allemaal voorbij, de olifant blaast het verhaaltje uit. Het was allemaal maar toneel, schijn, spel.

Dit concert wordt ondersteund door VUvereniging vanuit het Fonds Community Building.

www.vuvereniging.nl